Om en nabij 21 maart, als de zon het sterrenbeeld van de ram binnengaat, valt de dag van de voorjaarsevening. Daarmee begint volgens de kalender het voorjaar. De zon heeft haar overwinning op de koude donkere tijd van het jaar bevochten. Langzaam worden de dagen langer dan de nachten. In de bergen smelt de sneeuw en het water in beken en rivieren stijgt. De grauwe natuur begint langzaam kleur te krijgen, vooral als de knoppen aan bomen en struiken op het punt staan open te barsten en er over de natuur als het ware een heel fijn groen waas hangt.
Na de koude winter komen in het voorjaar de vogels weer terug. Je kunt ze weer in de bomen, op de daken, op de grond en in de lucht horen jubelen. Door hun gezang markeren ze hun territorium voor hun soortgenoten.
Al in januari kun je de lokroep van de koolmees horen. Iets later komt de pimpelmees en vanaf februari beginnen ook de mussen te kwetteren.
Langzaam maar zeker keren de trekvogels terug, de een na de ander. Als je goed oplet kun je zien dat zij die in de herfst als laatste zijn weggetrokken, in het voorjaar weer als eerste terug zijn.
Vanaf februari zie je weer spreeuwen, kieviten en leeuweriken. Pas eind april keren de kwikstaart, de zwaluw, de gierzwaluw en de koekoek terug.
Rond 21 december, als de zon het sterrenbeeld van de steenbok binnengaat, valt de winterzonnewende. Daarmee begint volgend de kalender de winter. De zon heeft haar diepste punt bereikt en de dagen worden langzaam maar zeker weer langer.
De aarde heeft alle levenskrachten in zich teruggetrokken en ziet er uiterlijk levenloos en kaal uit. Als het vriest geeft de anders zo zachte grond onder onze voeten niet meer mee. Kinderen genieten van de dunne ijsvliesjes die dan op de plassen liggen; het maakt een heerlijk krakend geluid als je erop gaat staan.
En soms, zoals dit jaar, brengt de winter een flink pak sneeuw; dan is de kinderpret niet van de lucht.